Wijzigingen (Belasting)wetgeving 2025
Bedrijf
Personeel
Prive
Bedrijfsopvolgingsregelingen
Doel van de bedrijfsopvolgingsregelingen is te voorkomen dat belastingheffing bij reële bedrijfsoverdrachten de continuïteit van de onderneming in gevaar brengt.
De bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet (BOR) zorgt ervoor dat ondernemingsvermogen geheel of gedeeltelijk belastingvrij kan worden geschonken of vererfd. De doorschuif-regeling voor een aanmerkelijk belang in de inkomstenbelasting (DSR ab) zorgt ervoor dat aandelen in een bv zonder belastingheffing overgedragen kunnen worden. Deze regelingen worden per 1 januari 2025 als volgt aangepast.
1. De vrijstelling van 100% van de schenk- en erfbelasting bij een bedrijfsopvolging geldt tot een going concernwaarde van de onderneming van € 1,5 miljoen. De gedeeltelijke vrijstelling voor het meerdere ondernemingsvermogen daalt van 83 naar 75%.
2. De 5%-doelmatigheidsmarge, waardoor een deel van het beleggings-vermogen in de BOR en de DSR ab als ondernemingsvermogen wordt beschouwd, vervalt.
3. Bedrijfsmiddelen, die zowel privé als zakelijk worden gebruikt, kwalificeren slechts voor de BOR en de DSR ab voor zover deze in de onderneming worden gebruikt. Dat geldt voor bedrijfsmiddelen met een waarde in het economisch verkeer van minimaal € 100.000 op het moment van de verkrijging en een niet-zakelijk gebruik van meer dan 10%.
4. De dienstbetrekkingseis in de DSR ab vervalt.
5. Er wordt een minimumleeftijd van 21 jaar ingevoerd voor de verkrijger bij schenking van een ab voor de DSR ab en voor schenking voor de BOR.
6. De toegang tot beide regelingen wordt beperkt tot gewone aandelen met een minimaal belang van 5% van het geplaatste kapitaal.
7. De bezits- en de voortzettingseis in de BOR worden versoepeld. De voortzettingseis wordt beperkt van vijf tot drie jaar.
8. Onbedoeld gebruik van de BOR op (zeer) hoge leeftijd wordt aangepakt.
9. De constructie met een bedrijfs-opvolgingscarrousel, de zogenaamde dubbel-BOR, wordt aangepakt. Bij deze constructie wordt ondernemings-vermogen binnen de familie meerdere malen overgedragen.
Twee wijzigingen treden in werking op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip:
1. De verwateringsregeling in de BOR en de DSR ab wordt verruimd door het laten vervallen van de eis dat een indirect belang ten minste 0,5% moet bedragen voor bepaalde familiesituaties.
2. De toegang tot de BOR is uitgebreid tot kleine aandelenbelangen als de schenker of erflater samen met familieleden een belang van ten minste 25% in een bedrijf houdt.
Vennootschaps-belasting
Fiscale beleggingsinstelling
Een fiscale beleggingsinstelling (fbi) is subjectief belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. De winst van een fbi wordt belast tegen een tarief van 0%, voor zover deze wordt uitgekeerd aan de beleggers. Met ingang van 1 januari 2025 is het voor een fbi niet langer mogelijk om direct in Nederlands vastgoed te beleggen. Een beleggings- instelling, die wel direct in Nederlands vastgoed belegt, wordt regulier belasting-plichtig voor de vennootschapsbelasting. Een fbi mag wel direct beleggen in vastgoed dat in het buitenland is gelegen.
Tot en met 31 december 2024 geldt een voorwaardelijke en tijdelijke vrijstelling van overdrachtsbelasting voor herstructureringen van bestaande fbi’s, die beleggen in Nederlands vastgoed.
Fonds voor gemene rekening
Als gevolg van de Wet aanpassing fonds voor gemene rekening (FGR) en vrijgestelde beleggingsinstelling eindigt de belastingplicht van een FGR per 1 januari 2025. Op het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan 1 januari 2025 is sprake van een fictieve vervreemding door een FGR van alle vermogensbestanddelen aan de deelgerechtigden. De wet bevat een doorschuiffaciliteit, die voorkomt dat het FGR moet afrekenen over de fictieve vervreemdingswinst. Voor toepassing van de doorschuiffaciliteit moet een verzoek aan de inspecteur worden gedaan. De staatssecretaris van Financiën heeft een besluit gepubliceerd waarin de voorwaarden, die de inspecteur moet stellen als hij een verzoek inwilligt, zijn opgenomen.
Open commanditaire vennootschap
In verband met de afschaffing van de open commanditaire vennootschap (open cv) per 1 januari 2025 heeft de staatssecretaris van Financiën een besluit over toepassing van de doorschuif-faciliteit gepubliceerd. Op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan 1 januari 2025 is voor Nederlandse fiscale doeleindensprake van een fictieve vervreemding door de open cv van alle vermogensbestanddelen aan de beherende en commanditaire vennoten.
De doorschuiffaciliteit voorkomt dat de open cv moet afrekenen over de fictieve vervreemdingswinst. De verkrijgende commanditaire vennoten treden met betrekking total het geen wordt verkregen in de plaats van de open cv. Als niet aan de voorwaarden van de Wet fiscaal kwalificatiebeleidrechtsvormen wordt voldaan, kan op gezamenlijk verzoek van de open cv en alle commanditaire vennoten de doorschuiffaciliteit alsnog Worden verkregen. De inspecteur beslist op het verzoek bij een voor bezwaar vatbare beschikking. Aan inwilliging van het verzoek zijn voorwaarden verbonden.
Het besluit bevat een algemene toestemming voor de inspecteur om verzoeken om toepassing van deze faciliteit af te doen. De voorwaarden die de inspecteur daarbij moet stellen zijn opgenomen in een bijlage bij het besluit.
Fiscale eenheid
Onder voorwaarden kan een groep van vennootschappen voor de vennootschapsbelasting een fiscale eenheid vormen. Voordelen daarvan zijn dat onderlinge transacties onbelast kunnen plaatsvinden en dat slechts één aangifte vennootschapsbelasting hoeft te worden gedaan. Nadelen zijn de hoofdelijke aansprakelijkheid van alle delen van de fiscale eenheid voor vennootschapsbelastingschulden en het slechts eenmaal kunnen benutten van het lage tarief.
Gezien deverschillen tussen hethoge en het lagetarief kan het aantrekkelijk zijn om een bestaande fiscaleeenheid te verbreken. Wilt u per 1 januari 2025 één of meer vennootschappen uit een bestaande fiscale eenheid halen? Zorg er dan voor dat het verzoek tot verbreking uiterlijk op 31 december 2024 is ingediend. Verbreking van de fiscale eenheid per begin van het jaar kan ook wenselijk zijn als het de bedoeling is om een vennootschap in de loop van 2025 te verkopen.
Earningstrippingmaatregel
De earningstrippingmaatregel beperkt de aftrekbaarheid van het verschil tussen de rentelasten en de rentebaten van geld-leningen (saldo aan renten). Het saldo komt niet in aftrek voor zover dat meer bedraagt dan het hoogste van 20% van de gecorrigeerde winst of € 1 miljoen. Het kabinet stelt voor de drempel van 20% van de winst te verhogen naar 25%. Bij de invoering van de maatregel is onderkend dat een belastingplichtige zich kan ‘opknippen’ in verschillende vennootschappen om aftrekbeperking te voorkomen. In de praktijk blijkt dat met name bij verhuurd vastgoed van die mogelijkheid gebruik wordt gemaakt.
Het kabinet stelt voor om met ingang van 1 januari 2025 de aftrekruimte van de earningstrippingmaatregel voor vastgoed-lichamen met aan derden verhuurd vastgoed buiten toepassing te laten.
BTW
Kleineondernemersregeling
De kleineondernemersregeling (KOR) houdt in, dat in Nederland gevestigde ondernemers gebruik kunnen maken van een vrijstelling van omzetbelasting, mits hun belaste jaaromzet niet meer dan € 20.000 bedraagt. Ondernemers moeten vooraf melden dat zij de KOR willen toepassen. Toepassing van de KOR houdt in dat ondernemers geen btw op hun facturen in rekening brengen en geen btw op kosten en investeringen in aftrek brengen. Vanaf 2025 kan een in Nederland gevestigde ondernemer de KOR door opzegging tussentijds beëindigen. De KOR eindigt dan op de eerste dag van het kalenderkwartaal dat minimaal vier weken na ontvangst van de opzegging aanvangt. Als de ondernemer de KOR opnieuw wil toepassen, kan dat pas in het tweede jaar na het jaar waarin de KOR is beëindigd.
Voorwaarden KOR binnen de EU
Vanaf 1 januari 2025 kunnen ondernemers ook in andere lidstaten van de EU dan het land van vestiging gebruikmaken van de KOR. Toepassing van de Nederlandse KOR betekent niet automatisch toepassing van de KOR in een andere EU-lidstaat of andersom. Er moet worden voldaan aan de voorwaarden van de KOR-regeling van de betreffende EU- lidstaat.
De lidstaten mogen de drempel voor de vrijstelling zelf vaststellen, maar maximaal op een omzet van € 85.000. De lidstaten mogen verschillende omzetdrempels hanteren voor verschillende bedrijfs- sectoren. Voor toepassing van de KOR binnende EU geldende volgende voorwaarden:
• dejaaromzetvan deondernemer in de EU bedraagt niet meer dan € 100.000, en
• de omzetin de lidstaat waar de onder- nemer nietis gevestigd, is niet hoger dandedrempel die in die lidstaat van toepassing is.
Overgangsregeling
Nederlandse ondernemers kunnen vanaf 1 oktober 2024 toten met 3 december 2024 aan de inspecteur melden dat zij de KOR per 1 januari 2025 in Nederland willen toepassen. Ondernemers, die de KOR al toepassen, hoeven geen melding te doen. De melding bevat ten minste de jaaromzet in Nederland tijdens het kalenderjaar 2024 tot het tijdstip waarop de melding wordt gedaan. De inspecteur kan bij voor bezwaar vatbare beschikking beslissen dat de ondernemer niet in aanmerking komt voor toepassing van de vrijstelling, als aannemelijk is dat niet zal worden voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van de vrijstelling.
Verzuimboete e-commerce
De staatssecretaris van Financiën heeft de goedkeuring om geen betalings-verzuimboetes op te leggen aan ondernemers, die deelnemen aan de regeling EU btw e-commerce, verlengd tot 1 januari 2025. Na die datum worden in voorkomende gevallen wel verzuim-boetes opgelegd.
Algemeen tarief op agrarische goederen en diensten
Voor de leveringen van bepaalde agrarische goederen geldt het verlaagde tarief van de omzetbelasting. De toepassing van het verlaagde tarief hangt samen met de destijds geldende landbouwregeling. De landbouwregeling is per 1 januari 2018 afgeschaft. Voorgesteld wordt om het verlaagde tarief op deze leveringen per 1 januari 2025 te vervangen door het algemene tarief. Voor rundvee, schapen, geiten en varkens geldt, ongeacht hun bestemming, het hoge tarief van 21%. Dit geldt ook voor slachtafval en voor goederen, die bedoeld zijn voor de voortplanting van deze dieren. Ook de levering van paarden, bestemd voor de slacht, landbouw of opfok, valt vanaf 2025 onder het 21%-tarief. Dit geldt ook voor slachtafval en voortplantingsgoederen.
Afdracht over privégebruik
Bij de aangifte over het laatste tijdvak van 2024 moet u btw afdragen over privégebruik van zaken die tot de onder-neming behoren. Voor het privégebruik van de auto kunt u gebruikmaken van een forfaitaire regeling. U draagt bij de aangifte over het laatste tijdvak van het jaar 2,7% van de catalogusprijs van de auto af. In plaats van de forfaitaire regeling kunt u btw afdragen over het werkelijke privégebruik. Dit kan voordeliger zijn.
Voor een auto, die inclusief het jaar van ingebruikname vijf jaar in de onderneming is gebruikt, geldt een forfait van 1,5%. Heeft u bij de aankoop van de auto geen btw in aftrek gebracht, dan mag u voor de berekening van het privégebruik altijd uitgaan van het lagere forfait.
Doe tijdig suppletieaangifte
Ondernemers, die hun btw-aangifte over 2024 willen corrigeren of die een balans-post btw willen aangeven, kunnen heffing van belastingrente voorkomen door dit vóór 1 april 2025 te doen. Voor een suppletieaangifte moet u gebruik maken van een speciaal formulier op de website van de Belastingdienst. Bedragen van minder dan € 1.000 kunnen in de eerst- volgende reguliere aangifte omzet-belasting worden verwerkt.
Herziening aftrek voorbelasting
De btw op bedrijfsmiddelen komt in aftrek naar gelang van de mate waarin u de bedrijfsmiddelen voor btw-belaste prestaties gebruikt. Heeft u de btw op bedrijfsmiddelen in het verleden geheel of gedeeltelijk in aftrek gebracht, dan moet de aftrek worden herzien als de mate van gebruik voor belaste prestaties is veranderd. Voor onroerende zaken is de herzieningstermijn negen jaar, volgend op het jaar waarin u de zaak bent gaan gebruiken. Voor roerende zaken, waarop wordt afgeschreven, bedraagt de herzieningstermijn vier jaar volgend op het jaar van ingebruikname.
De herziening verwerkt u in de laatste aangifte van het jaar.
PERSONEEL
passingen 30%-regeling
Voor werknemers met een specifieke deskundigheid, die uit het buitenland zijn aangeworven, kan op verzoek de 30%-regeling worden toegepast. Het loon van de werknemer dient in 2024 ten minste € 46.107 te bedragen. Voor een werknemer met een mastergraad, die nog geen 30 jaar is, geldt een lager bedrag van € 35.048 per jaar. Met ingang van 2024 is de 30%-regeling voor nieuwe gevallen beperkt tot het norminkomen van de Wet normering topinkomens. Dat norminkomen bedraagt € 233.000 in 2024.
De in het Belastingplan 2024 opgenomen versobering van de regeling door de vrijgestelde vergoeding na 20 maanden te beperken tot 20% van de totale arbeidsbeloning en vervolgens na weer 20 maanden tot 10%, wordt in een nota van wijziging op het Belastingplan 2025 gedeeltelijk teruggedraaid. In de jaren 2025 en 2026 geldt voor alle ingekomen werknemers een percentage van 30. De salarisnorm wordt verhoogd naar € 50.436 resp. € 38.338 (prijzen 2024). Met ingang van 2027 geldt een vrijstelling voor de vergoeding van 27%.
Voor ingekomen werknemers, die vóór 2024 de 30%-regeling hebben toegepast, geldt overgangsrecht. Voor hen blijven tot het einde van de looptijd een percentage van 30 gelden en de oude salarisnormen.
Loonkostenvoordelen
Het lage-inkomensvoordeel (LIV) vervalt per 1 januari 2025. Het loonkosten-voordeel (LKV) voor oudere werknemers wordt voor dienstbetrekkingen, die zijn begonnen op of na 1 januari 2024, in 2025 verlaagd. Per 1 januari 2026 wordt dit LKV afgeschaft. De vrijgekomen middelen worden gebruikt voor het structureel maken van het LKV doelgroep banenafspraak. Vanaf 2025 worden de criteria verruimd van het LKV voor het herplaatsen van een werknemer met een arbeidshandicap. Daardoor komen werk-gevers in meer gevallen in aanmerking voor dit LKV.
Aandachtspunten jaarafsluiting
Controleer voor het afsluiten van het boekjaar onderstaande punten:• LKV oudere werknemers.• LKV arbeidsbeperkte werknemers• LKV doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden.• Leningen verstrekt aan personeel.Heeft u werknemers in dienst die ouder zijn dan 56 jaar of werknemers die (deels) arbeidsongeschikt of werkloos zijn? Dan heeft u mogelijk recht op een loonkostenvoordeel.
Handhavingsmoratorium arbeidsrelaties
In 2016 is de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (DBA) ingevoerd. Met deze wet zijn de verklaringen arbeidsrelatie (VAR) afgeschaft. De wet DBA heeft geleid tot onrust en discussie, met als gevolg de instelling van een handhavings-moratorium. De Belastingdienst kon als gevolg daarvan bij opdrachtgevers alleen bij kwaadwillendheid corrigeren op de kwalificatie van de arbeidsrelatie voor de loonheffingen. Het handhavings-moratorium is een aantal keren aangepast. Zo kan de Belastingdienst vanaf 1 januari 2020 ook corrigeren wanneer opdrachtgevers aanwijzingen van de Belastingdienst niet binnen een redelijke termijn opvolgen.Per 1 januari 2025 eindigt het handhavingsmoratorium. Met ingang van die datum gelden bij de handhaving op de kwalificatie van de arbeidsrelatie voor de loonheffingen de normale regels voor het opleggen van correctieverplichtingen, naheffingsaanslagen en boetes. Correcties met terugwerkende kracht gaan niet verder dan tot de datum van de opheffing van het handhavings-moratorium, tenzij sprake is van kwaad-willendheid of als een eerder gegeven aanwijzing niet is opgevolgd.
De Belastingdienst zal bij partijen, die schijnzelfstandigheid binnen hun organisatie aanpakken, over 2025 geen vergrijpboetes opleggen bij de correcties inzake de kwalificatie van de arbeids-relatie. Er kunnen wel verzuimboetes worden opgelegd.
De Belastingdienst is gestopt met het beoordelen van modelovereenkomsten. Lopende goedgekeurde modelovereen-komsten worden geëerbiedigd tot de einddatum van de goedkeuring. De laatste einddatum is in 2029. Goedgekeurde modelovereenkomsten bieden alleen zekerheid voor zover opdrachtgever en opdrachtnemer feitelijk werken zoals is vastgelegd in de modelovereenkomst.
Onderdeel van de inzet om de positie van mensen op de arbeidsmarkt te verbeteren is het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeids-relaties en rechtsvermoeden (VBAR). Dit wetsvoorstel vat bestaande recht-spraak over arbeidsrelaties samen in een overzichtelijk toetsingskader en introduceert een rechtsvermoeden van werknemerschap op basis van een uurtarief. De vorige minister van SZW heeft het wetsvoorstel VBAR voor advies naar de Raad van State gestuurd. Het huidige kabinet zet de behandeling van het wetsvoorstel VBAR door. Het streven is de wet in het eerste kwartaal van 2025 te publiceren in het Staatsblad en per 1 januari 2026 in werking te laten treden.
Pensioen/bedrag ineens
De minister van SZW heeft de Tweede Kamer laten weten dat de mogelijkheid om een deel van het pensioenkapitaal in één keer te laten uitkeren niet eerder dan per 1 juli 2025 kan worden ingevoerd. De keuze voor uitkering van een bedrag ineens moet uiterlijk op de pensioen-ingangsdatum worden gemaakt. De uiteindelijke datum van inwerkingtreding is afhankelijk van de voortgang van de behandeling van het wetsvoorstel herziening bedrag ineens in de Eerste Kamer.
DGA en BV
Salaris dga
De dga en zijn partner zijn wettelijk verplicht om voor hun werk voor de bv ten minste een gebruikelijk loon te ontvangen. Het gebruikelijk loon is in 2024 het hoogste van de volgende bedragen:
1. het salaris uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking;
2. het hoogste salaris van de overige werknemers van de bv;
3. € 56.000. N.B. Het bedrag voor 2025 is nog niet bekend.
De bv mag aannemelijk maken dat het salaris van de dga lager moet zijn dan het op basis van het voorgaande vastgestelde bedrag.
Let op! De verplichting om ten minste een gebruikelijk loon te betalen geldt voor iedere bv waarin u of uw partner een aanmerkelijk belang heeft en waarvoor u werkzaamheden verricht.
Dividend
Het tarief voor dividenduitkeringen aan dga’s bedraagt 24,5% over de eerste € 67.000 en 33% (2025: 31%) over het meerdere. Een dividenduitkering, die voor de jaarwisseling wordt gedaan, leidt mogelijk tot een hoger vermogen in box 3 en dus meer belasting in box 3 in 2025. Een dividenduitkering, die in 2025 wordt gedaan, heeft mogelijk invloed op de algemene heffingskorting. Met ingang van 2025 bouwt deze heffingskorting niet alleen af met het toenemen van het inkomen in box 1, maar wordt ook rekening gehouden met het inkomen in box 2 en 3.
Schuld aan de eigen bv
Houders van een aanmerkelijk belang in een bv (5% of meer van de aandelen) moeten inkomstenbelasting in box 2 betalen over schulden aan de eigen bv voor zover deze op 31 december 2024 meer bedragen dan € 500.000. Per 31 december 2023 gold een bedrag van € 700.000. Eigenwoningschulden zijn hiervan uitgezonderd, voor zover aan de bv een recht van hypotheek is verstrekt.
Afhankelijk van de situatie kan het aanbeveling verdienende schuldterug te brengen tot onder het maximum of de heffing in box 2 te accepteren.
PRIVE
Bezwaar maken tegen “villatax”
Wie een eigen woning heeft, dient inkomstenbelasting te betalen over het eigenwoningforfait. Dit forfait bedraagt 0,35% van de WOZ-waarde tot een bedrag van € 1.310.000 (2024). Is de WOZ-waarde van de woning hoger, dan bedraagt het eigenwoningforfait € 4.585 plus 2,35% van de waarde van de Woning boven € 1.310.000. De verhoging van het forfait (2,35% i.p.v.0,35%) leidt tot hogere belasting, die wordt aangeduid met de term villatax. Deze belasting is mogelijk een ongeoorloofde inbreuk op het eigendomsrecht. Door de snelle stijging van de huizenprijzen worden steeds meer huizenbezitters met de villatax geconfronteerd.
Het kan zinvol zijn bezwaar te maken tegen aanslagen inkomstenbelasting waarin de villataxis opgenomen, al is het maar ter behoud van rechten.
Belastingheffing in
box 3
Verzoek ambtshalve vermindering aanslagen IB 2019 en 2020
Het ministerie van Financiën heeft een standpunt gepubliceerd over aanvullend rechtsherstel in box 3. Dit standpunt is ingenomen naar aanleiding van de arresten van de Hoge Raad van 6 juni 2024. De Hoge Raad heeft in deze arresten aangegeven dat voor het bepalen van het werkelijke rendement het gehele vermogen in box 3 zonder aftrek van het heffingvrije vermogen moet worden meegenomen. Het rendement omvat zowel directe als indirecte voordelen. Indirecte voordelen zijn waarde- veranderingen van de vermogens-bestanddelen, ongeacht of deze gerealiseerd zijn. Het kabinet volgt deze definitie van het werkelijke rendement.
Alle belastingplichtigen, aan wie na het Kerstarrest van 24 december 2021 een aanslag is of wordt opgelegd, kunnen het formulier opgaaf werkelijk rendement van de Belastingdienst invullen als hun werkelijke rendement lager was dan het forfaitaire rendement. Dit is mogelijk vanaf medio 2025. Voor zover de bezwaartermijn is verstreken wordt het indienen van het formulier gezien als een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag. Voor aanslagen over het jaar 2019 verstrijkt de vijfjaars termijn voor een verzoek om ambtshalve vermindering op 31 december van dit jaar. Voor het jaar 2020 verstrijkt de termijn ultimo 2025.
Neem contact met ons op als u vermoedt dat uw werkelijke rendement in één of meer van de jaren 2019 tot en met 2023 lager was dan het forfaitaire rendement.
Maak gebruik van de vrijstellingen. Er bestaan diverse vrijstellingen in box 3, bijvoorbeeld voor voorwerpen van kunsten wetenschap en voor groene beleggingen. Het kan aantrekkelijk zijn om belast vermogen (tijdelijk) om te zetten in vrijgesteld vermogen.
Groene beleggingen. Belegt u groen, dan bespaart u niet alleen belasting in box 3, maar profiteert u ook van een extra heffingskorting in box 1 van 0,7% van de waarde van de vrijgestelde beleggingen. Het voordeel daalt echter, omdat de vrijstelling van maximaal € 71.251 per persoon in 2024 daalt naar € 30.000 per persoon in 2025
Beleggen met geleend geld. Beleggingen, die met geleend geld zijn gefinancierd, worden belastingtechnisch ongunstig behandeld in box 3. Voor bezittingen anders dan banktegoeden geldt in 2024 een forfaitair rendement van 6,04%. Voor schulden geldt een forfaitair rendement van 2,46%.
Bij 100%-financiering van een bezitting bedraagt de waarde per saldo nihil, maar moet u een rendement aangeven van 3,58% over de waarde van de bezitting. Dit geldt uiteraard alleen indien het vermogen in box 3 meer bedraagt dan de geldende vrijstelling.
Vermogen overhevelen naar de (klein)kinderen?
Wanneer iemand geen testament heeft laten opstellen, geldt bij overlijden het wettelijk erfrecht. Dat komt er op neer dat de echtgenoot en de kinderen voor gelijke delen erven, waarbij het vruchtgebruik van de kindsdelen naar de echtgenoot gaat. De kinderen krijgen een vordering op de echtgenoot. Voor de echtgenoot geldt een hoge vrijstelling van € 795.156. Deze vrijstelling wordt verminderd met de waarde van de aan de echtgenoot toekomende vrijgestelde pensioen aanspraken. De vrijstelling voor de kinderen is beperkt tot € 25.187.
De wettelijke regeling kan goed uitpakken, maar een testament kan helpen om bij overlijden belasting te besparen. Soms wordt gekozen voor het verschuiven van erfbelasting in plaats van besparen van erfbelasting. Een reden hiervoor kan zijn dat het geld vastzit, bijvoorbeeld in een huis of in beleggingen. Het kan fiscaal gunstig zijn om ook de kleinkinderen te laten erven, bijvoorbeeld door voor hen legaten op te nemen in het testament. Een kleinkind kan van zijn grootouders een bedrag van € 25.187 belastingvrij erven. Laat regelmatig controleren of uw testament nog actueel is en past bij uw huidige situatie. Heeft u geen testament, overweeg dan om er een op te laten stellen.
Gebruik de schenkingsvrijstellingen. Door tijdens uw leven (een deel van) uw vermogen vrijgesteld te schenken aan uw kinderen kan de heffing van erfbelasting in de toekomst worden beperkt. Naast een jaarlijkse vrijstelling voor een schenking van ouders aan een kind van € 6.633 bestaat er voor kinderen tussen 18 en 40 jaar een verhoogde vrijstelling van € 31.813. Schenkingen aan kleinkinderen zijn vrijgesteld tot € 2.658. Bedragen gelden voor 2024.
VARIA
Elektrische auto
Particulieren komen in 2024 in aanmerking voor subsidie bij de koop of lease van een elektrische auto. Het subsidiebedrag voor een nieuwe auto bedraagt € 2.950. Voor een gebruikte elektrische auto bedraagt de subsidie € 2.000. Een aanvrager komt gedurende de looptijd van de regeling slechts eenmaal in aanmerking voor subsidie. Met ingang van 1 januari 2025 vervalt de subsidieregeling.
Voorwaarde voor subsidie is dat de (oorspronkelijke) catalogusprijs van de auto niet lager mag zijn dan € 12.000 en niet hoger dan € 45.000. De auto moet een actieradius hebben van minimaal 120 km. In het geval van koop moet de auto ten minste drie jaar op naam van de koper blijven staan. In het geval van lease bedraagt de periode ten minste vier jaar. De subsidie bij lease-contracten wordt in maandelijkse bedragen van 1/48 van het totaal uitgekeerd.
Voor een elektrische auto geldt in 2024 een vrijstelling van motorrijtuigenbelasting. Per 1 januari 2025 wordt deze vrijstelling vervangen door een kwarttarief. Vanaf 1 januari 2026 geldt een tariefkorting van 25%.
Premies lijfrentevoorzieningen
Premies voor lijfrentevoorzieningen zijn onder voorwaarden aftrekbaar. De premies zijn aftrekbaar voor mensen die op 1 januari niet meer dan vijf jaar ouder zijn dan de AOW-leeftijd. De aftrek is begrensd op 30% van de premiegrondslag. De premiegrondslag is het totaal van de winst uit onderneming, het resultaat uit werkzaamheden, het loon uit dienstbetrekking en de ontvangen periodieke uitkeringen en verstrekkingen in het vorige jaar.
De premiegrondslag bedraagt maximaal € 137.800 in 2024 en wordt verminderd met een bedrag van € 17.545. De aftrekbare premie bedraagt maximaal € 36.077. Wie in de voorgaande tien jaar minder dan het maximum aan premies in aftrek heeft gebracht, kan het niet aangewende bedrag alsnog in aftrek brengen tot een maximum van € 41.608.
Voor tijdelijke oudedagslijfrenten geldt als voorwaarde voor aftrekbaarheid van de premie dat het bedrag van de jaarlijkse uitkering niet hoger mag zijn dan € 26.463. De uitkeringen mogen niet eerder ingaan dan in het jaar waarin men de AOW-leeftijd bereikt en niet later dan vijf jaar na dat tijdstip.
Vraag middeling aan bij wisselende inkomens
Mensen met een sterk wisselend inkomen in box 1 kunnen met een beroep op de middelingsregeling een vermindering van belasting verkrijgen. De inkomens over drie opeenvolgende jaren worden gemiddeld waarna de belasting per jaar over het gemiddelde inkomen wordt berekend. Het verschil tussen de eerder Berekende belasting en de herrekende belasting, verminderd met een drempelbedrag van € 545, wordt op verzoek teruggegeven.
De middelingsregeling is per 1 januari 2023 afgeschaft. Middeling is voor het laatst mogelijk over een tijdvak waarin het inkomen over het jaar 2022 is begrepen. Dat betekent dat middeling voor het laatst mogelijk is over de jaren 2022 tot en met 2024.
Ten Slote
Maak een overzicht van alle zaken en aandachtspunten voor 2024 en 2025.
Denk aan het tijdig indienen van aanvragen, het vastleggen van gemaakte afspraken en dergelijke. Pak er uw overzichten van voorgaande jaren bij om te voorkomen dat u iets vergeet.
Zorg ervoor dat u in ieder geval de
actiepunten voor 2024 tijdig afhandelt.
Neem vrijblijvend contact op
Heeft u een vraag aan Accountantskantoor Lavrijsen, over onze diensten, of wilt u een afspraak met ons maken? U vind hier alle informatie om ons te bereiken. Een bezoek aan kantoor gaat altijd op afspraak, zo komt u niet voor niets en hebben wij tijd voor u.
Ma-Vr: 09:00 - 17:00
- Algemenevoorwaarden
- Cookieverklaring
- Disclaimer
- Klachtenregeling
- Privacyverklaring
Website renevd360